Mijn artikel over het essay Der Europäische Landbote van de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse. Dit stuk verscheen in de Vrij Nederland van 9 februari 2013.
Robert Menasse toog naar Brussel en schreef een verrassend,
tegendraads essay over de EU: een transparant, helemaal niet duur
instituut waarin hardwerkende, verlichte ambtenaren kleinzielige
nationale belangen overstijgen.
door Henk van Renssen
Dat
Jeroen Dijsselbloem voorzitter is geworden van de Eurogroep, de
‘invloedrijke’ vergadering van de ministers van Financiën van de
EU-lidstaten, is ‘goed voor Nederland’, zo klonk de afgelopen
weken alom. Maar wat betekent dat eigenlijk in deze context, ‘goed
voor Nederland’? Worden er dan Nederlandse belangen behartigd die
anders niet behartigd zouden worden? En is goed voor Nederland ook
goed voor Europa? Of hoeft dat niet, gaat het er simpelweg om zoveel
mogelijk voor jezelf weg te slepen uit de Europese ruif, is
Dijsselbloem niet meer dan de nieuwste Nederlandse aanvoerder in de
strijd om de Brusselse miljoenen (zelfs al noemt hij zichzelf
pro-Europees)?
Wie
tegendraadse, hilarische en tot nadenken stemmende antwoorden op dit
soort vragen zoekt, kan ze vinden in het essay Der
Europäische Landbote van
de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse (1954).
Meehuilen? Nee
Menasse
deed in 2010 iets opmerkelijks. Hij ging naar Brussel. Nee, niet
alleen de stad Brussel, maar ‘Brussel’, tussen aanhalingstekens:
het bestuurscentrum van de Europese Unie. Hij wilde er een tijdje
rondlopen omdat hij van plan was een roman te schrijven over wat voor
de meeste mensen waarschijnlijk het saaist denkbare onderwerp is: een
ambtenaar van de Europese Commissie, een Europese bureaucraat dus,
kortweg, en nog negatiever, een ‘eurocraat’. Geen populaire
figuur, dat mag duidelijk zijn, ook niet in de literatuur. Zoveel
droge werkelijkheid dat er geen fictie van te maken is.
Waarom
ging Menasse naar Brussel? Was hij zo’n euroscepticus, een van de
vele, een wolf die met de roedel anti-Europeanen wilde meehuilen?
Nee. Wat je er ook van mag denken, schrijft de Oostenrijker in Der
Europäische Landbote,
‘Brussel’ is inmiddels de ‘machinekamer’ geworden van onze
realiteit. Hier worden de ‘randvoorwaarden van ons leven’
opgesteld: op economisch, politiek, juridisch en ander gebied bepaalt
‘Europa’ (nog zo’n woord tussen sceptische aanhalingstekens)
tot hoe ver de nationale regeringen kunnen gaan in hun beleid. Voor
een schrijver die graag een realistische roman wil schrijven, leek
hem Brussel daarom wél de uitgelezen plaats. Hoe werkt een
eurocraat, hoe ziet zijn dag eruit, kun je van hem of haar echt geen
romanfiguur maken? Met die vragen toog Menasse naar de hoofdstad van
België.
Bijna een landverrader
Die
roman kwam er niet. In plaats daarvan schreef Menasse zijn
provocerende essay van meer dan honderd pagina’s, en als je het
leest, is duidelijk waarom: Menasse trof een werkelijkheid aan die al
als complete fictie klonk, daar hoefde hij geen roman meer van te
maken. De veronderstelde ‘werkelijkheid’ over Europa daarentegen,
bleek in zijn ogen fictie.
Die
nare eurocraten, concludeert Menasse na zijn maandenlange verblijf in
de corridors van de Europese macht, voldoen op echt geen énkele
wijze aan de vooroordelen over hen, ‘alsof er een geheime afspraak
bestaat om alle clichés en fantasiebeelden (…) door hun tegendeel
in de werkelijkheid te ontzenuwen.’ Bij een Europese ambtenaar,
zegt hij, denken de meeste mensen onmiddellijk aan de negatieve
typeringen die tot voor kort nog over hun nationale ambtenaren de
ronde deden (inderdaad, waar zijn de grappen over de Nederlandse
bureaucraten gebleven?): hij is wereldvreemd, regelzuchtig,
formalistisch, lui, sluw, kleinzielig en erop uit zich op kosten van
de gemeenschap ‘wild te vermeerderen’. De Europese ambtenaar is
in de beeldvorming zelfs nog een stapje erger, voegt Menasse toe,
want hij wordt ook nog eens gezien als iemand die zich tegen zijn
nationale belang heeft gekeerd, die regels en geld probeert binnen te
halen voor ‘Brussel’ en niet voor zijn eigen land. Hij is bijna
een landverrader.
Ideale ambtenaren
Of
toch niet? ‘Verrassing op verrassing’ beleefde Menasse op zijn
expeditie. Zo blijkt de Europese Commissie (zeg maar het dagelijks
bestuur van de Europese Unie, voorgezeten door de Portugees José
Manuel Barosso, waarvoor al die ambtenaren werken) helemaal geen
arrogant, gesloten bolwerk, maar een transparant en open instituut:
de schrijver kon werkelijk elke deur binnenlopen voor een
inhoudelijke discussie (eurocommissarissen trof hij zelfs aan op
obscure literaire avondjes in Brussel). Zo is de Europese
bureaucratie geen miljoenenverslindend instituut, maar ‘extreem
slank. De EU heeft voor het bestuur van het hele continent minder
ambtenaren tot zijn beschikking dan de stad Wenen’ (en dat aantal
groeit niet eens). Zo is dat ambtenarenapparaat ook nog eens ‘extreem
spaarzaam en bescheiden’ en bovendien ‘ongelooflijk goedkoop’ –
procentueel veel goedkoper dan de ambtenaren in de deelstaten.
En
zo, vooral, blijken de meeste Europese beambten opvallend ‘lustig’,
monter, ‘bevrijd van hun nationale verbittering’. In hun manier
van leven zijn het eigenlijk de ‘echte Europeanen, polyglot, hoog
gekwalificeerd, verlicht, geworteld in de cultuur van hun herkomst,
maar bevrijd van de irrationaliteit van een zogenaamde nationale
identiteit.’ Ze zijn niet aangenomen op basis van hun
partijlidmaatschap, afkomst of hun banden met politici, maar moesten
door een slepende selectieprocedure. Gevolg: ‘De verguisde
commissie-ambtenaren werken bewijsbaar in zeer veel gevallen
progressiever en rationeler dan elke EU-lidstaat op zich.’
Ze
zijn bijna de ideale ambtenaren. En dat is, gezien de huidige
beeldvorming over ‘Europa’, ook in Nederland, een prikkelende
omkering van fictie en werkelijkheid.
Woedende burger
Menasse
gaat op dit punt in zijn betoog aangekomen verder de diepte in, naar
de Europese democratie en de Europese crisis. Is het goed dat er
ambtenaren bestaan die bovennationaal denken? Nee, zeggen de critici.
Ja, zegt Menasse. Denk terug aan waarom de Europese landen zijn gaan
samenwerken: voor vrede en welvaart. En daarvoor moest het
nationalisme, verantwoordelijk voor de twee Wereldoorlogen,
overstegen worden.
Daar
kun je het mee eens zijn of niet, maar dat is volgens Menasse de taak
van die ambtenaren: te denken in het belang van de Europese burgers.
Helaas zien die burgers het niet altijd zo. Zij zijn boos, zij vinden
dat ‘Brussel’ hun iets ontneemt, zij zijn, vaak op instigatie van
nationale politici, getraind te denken dat hun voornaamste belang het
nationale belang is. Daarom vinden wij het bijvoorbeeld zo ‘goed
voor Nederland’ dat Jeroen Dijsselbloem de Eurogroep gaat
voorzitten en niet een of andere Griek. Maar, zo vraagt Menasse zich
af, heeft een Griekse burger zoveel wezenlijk andere belangen dan een
Nederlander als het gaat om burgerlijke verworvenheden: vrede,
economische en sociale zekerheid, werkgelegenheid, vrijheid van
meningsuiting, privacy, et cetera? Zijn inmiddels niet meer
verrassende antwoord luidt: nee. Het Europese belang ís in grote
lijnen het nationale belang van elke weldenkende burger. Menasse
heeft het hier over de ‘schizofrenie’ van de woedende burger, die
Europees is en tegelijkertijd tegen Europa is: hij is eigenlijk
‘tegen zichzelf’.
Merkozy
Maar,
zo luidt vaak het verweer, die hele Europese Commissie, ambtenaren
incluis, is helemaal niet democratisch gekozen. De nationale
regeringen wel. Moeten wij ons dan overleveren aan de ‘dictaten’
uit ‘Brussel’? Nee toch?
Menasse
antwoordt met een reportage. Het is maart 2010, er komt een
belangrijke top aan van de Europese regeringsleiders, de Europese
Raad, over de eurocrisis. De Europese Raad is eigenlijk het
belangrijkste orgaan van de EU: die neemt alle grote beslissingen,
niet de daaraan ondergeschikte Europese Commissie. De schrijver heeft
een accreditatie. (Vreemd, constateert hij: de eurocrisis staat niet
op de agenda; enige punt daarop is hulp aan de slachtoffers van de
aardbeving in Chili. Dit blijkt Europese politiek: zo ‘lukt’ de
top altijd, want die hulp zal worden toegezegd. De gesprekken over de
eurocrisis kunnen niet mislukken, want ze zijn er officieel nooit
geweest.)
De
regeringsleiders komen een voor een aan in het Justus-Lipsius-Gebouw,
volgens een streng protocol, en verdwijnen alle zevenentwintig in de
onderhandelingszaal. Plotseling, ‘veel te vroeg, nauwelijks te
geloven dat er al een resultaat ligt’, gaat de deur open. Merkel en
Sarkozy stappen naar buiten en verdwijnen achter een andere deur.
Alle journalisten gaan onmiddellijk voor die deur posten, vergeten de
grote vergaderzaal.
‘Stel
je dat eens rustig voor,’ aldus een sarcastische Menasse.
‘vijfentwintig politieke vertegenwoordigers, die politiek gezien
over dat beschikken, wat zo mooi “democratische legitimatie”
heet, want ze zijn immers gekozen, die zitten in een ruimte en doen –
wat? Kaartspelen? Koffie drinken? Restauranttips uitwisselen? Maakt
niet uit, ze kunnen doen wat ze willen, want de beslissing (…) valt
een deur verder, waar een instituut daagt dat in geen grondwet, in
geen Europees verdrag (…) is voorzien, beschreven, gedefinieerd en
gelegitimeerd: dit instituut wordt “Merkozy” genoemd.’
Niet
verwonderlijk dat later Merkel en Sarkozy (‘met knalrode kop’)
weer verschijnen en de top even later eindigt met een ‘gezamenlijk’
besluit dat feitelijk door deze twee is genomen. Een besluit, voegt
Menasse toe, om Griekenland het vuur na aan de schenen te leggen, dat
dus vooral de Duitse belangen veilig moet stellen. ‘We weten
inmiddels hoe duur dat niet alleen de Griekse bevolking (…) is
komen te staan.’
Waar is hier het nationale belang van
de overige vijfentwintig lidstaten gebleven, vraagt Menasse zich af.
Waar is het gezamenlijke Europese belang? Waar is de democratie?
Goedkopere en rationelere maatregelen om de eurocrisis het hoofd te
bieden, beweert Menasse, waren al veel eerder door de niet
democratisch gekozen Europese Commissie en haar ambtenaren ontworpen,
maar toen verworpen door de Europese Raad omdat ze teveel
overheveling van nationale bevoegdheden naar de EU inhielden. Nu
worden dergelijke maatregelen, noodgedwongen, alsnog genomen.
Europa als Heimat
De
Oostenrijker pleit uiteindelijk voor een afschaffing van de Europese
Raad – die zit de verdere vereniging van Europa alleen maar
verschrikkelijk in de weg. Maar dan moet natuurlijk wel eerst het
‘democratisch tekort’ van Europa opgelost worden: door een
Europees parlement met meer macht en een Europese Commissie die een
echte Europese regering is. Op dit punt is Menasse niet duidelijk.
Want dit mag allemaal niet resulteren in een ‘Verenigde Staten van
Europa’. Dat is niet meer dan een ‘superstaat’, waar op
Europaschaal weer een nieuw nationalisme dreigt. Hij ziet meer iets
in een vaag ‘Europa van de regio’s’, waarbij hij nalaat te
omschrijven wat die regio’s zijn: provincies, groepen landen? De
bewoners ervan voelen zich er in elk geval geworteld (het is hun
Heimat),
maar identificeren zich politiek gezien met het grote Europa, dat hun
belangen behartigt. Het gevaarlijke nationalisme zou in dit utopische
vergezicht uitgeschakeld zijn. Waarom blijft onduidelijk – en
waarom zouden die regio’s dan niet zelf nieuwe ‘landen’ worden
met eigen belangen?
Hoe
schakel je het nationalisme uit? Dat lijkt toch alleen te kunnen als
de Europese burger Europa zelf als zijn Heimat
gaat beschouwen – die Verenigde Staten van Europa moeten we dan
maar voor lief nemen. Of dat allemaal ooit gaat gebeuren, is de
million
dollar question. Maar
als het gebeurt, dan mede dankzij zulke enthousiaste
anti-nationalistische, Europees denkende schrijvers als Menasse.
Robert
Menasse, ‘Der Europäische Landbote. Die Wut der Bürger und der
Friede Europas’, Paul Zsolnay Verlag, 111 p.
Reacties
Its like you learn my mind! You seem to grasp so much approximately this, like you wrote the e-book in it or something. I feel that you just could do with some percent to power the message house a little bit, but instead of that, this is fantastic blog. An excellent read. I'll definitely be back. paypal login